Vinden

Investeringen infrastructuur: Inhaalbeweging met een Europees duwtje

Met een goedgekeurd investeringsprogramma van 5,3 miljard euro wordt 2024 het jaar van het relanceplan NextGen Belgium. Economen waarschuwen evenwel voor overdreven verwachtingen bij de infrastructuursector. Tegelijk zien ze een positieve trendbreuk. “Overheidsinvesteringen waren jarenlang bijna een taboe. Dat is gelukkig gekeerd.” (Laurenz Verledens)

Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, maar in september 2023 keurde de ministerraad het definitieve investeringsprogramma voor NextGen Belgium goed. 2024 moet het jaar worden waarin de investeringen op kruissnelheid komen. Even ter opfrissing: tijdens de Covidpandemie groeide op Europees niveau het idee voor een groot relanceplan voor de nationale economieën. Vanuit het Europees Herstelfonds krijgen de lidstaten subsidies voor verduurzamings- en digitaliseringsprojecten. België mag rekenen op 5,3 miljard Europese relancemiddelen voor 119 investeringsprojecten en 29 hervormingsprojecten. En een opsteker voor de Belgische infrastructuursector: het gros (67 %) van de projecten is infrastructuurgerelateerd.

Volgens Thomas Dermine (PS), staatssecretaris voor Relance en Strategische Investeringen, is de impact van NextGen Belgium niet te onderschatten. Op een persvoorstelling noemde hij dat “het grootste investeringsprogramma sinds de jaren ‘70”. Gezien het grote aandeel van infrastructuurinvesteringen moet dit voor infrastructuurbouwers als muziek in de oren klinken. Maar Jean-Pierre Liebaert, hoofdeconoom van belangenvereniging Embuild, tempert toch een beetje de verwachtingen. “Natuurlijk is 5,3 miljard een aanzienlijk bedrag, maar je mag niet vergeten dat dit een plan op zes jaar is”, zegt hij. “Als je rekening houdt met die spreiding en het aandeel voor infrastructuurprojecten, dan kom je op een impuls van een goede 500 miljoen euro per jaar. Om dat bedrag even in perspectief te zetten: de infrastructuursector in ons land is jaarlijks goed voor een productie van ongeveer 10 miljard euro.”

Edward Roosens, hoofdeconoom van het VBO, merkt op dat we verder moeten kijken dan alleen het investeringsvolume. “Het zijn vaak projecten die onze economie weerbaarder maken”, stelt hij. “Ik denk dan in de eerste plaats aan de investeringen in duurzame, zekere en goedkopere energie en de investeringen in de mobiliteitsinfrastructuur. Op die manier kan dit investeringsprogramma ook bijdragen tot een verbetering van ons concurrentievermogen en helpen om economische activiteit naar ons land te halen.”

Versnippering

Thematisch worden de Europese middelen verdeeld over vijf projectgroepen: duurzaamheid, digitalisering, mobiliteit, samenleving en economie en innovatie. Veruit de meeste middelen (2,56 miljard euro) vloeien naar duurzaamheidsprojecten. “Dat is meer dan het minimum dat Europa had opgelegd en het lijkt me ook wel te rechtvaardigen”, zegt Edward Roosens.  “Want de noodzakelijke groene transitie is echt wel een enorme uitdaging.” Maar ook hij plaatst enkele kanttekeningen. “Er is wel een minimumgrens gezet, maar toch zien we een versnippering van de middelen over relatief veel kleine projecten. Om echt fundamentele veranderingen te realiseren, was het misschien interessanter geweest om qua middelen te focussen op een klein aantal grote projecten.” Daarnaast betreurt Roosens dat er vrijwel geen projecten van de private sector werden weerhouden. “Er werden er nochtans meer dan 160 voorgesteld aan de regering”, stelt hij. “Omwille van de vrees voor conflicten met de regelgeving rond overheidssteun en eerlijke mededinging heeft het kabinet van Dermine ervoor gekozen om geen projecten uit de private sector te selecteren. Op zich is dat een begrijpelijke bekommernis, maar we zien dat andere landen er veel minder stringent in zijn geweest. Meer samenwerking met de private sector had tot grotere, meer ambitieuze projecten kunnen leiden. Dat was misschien een betere keuze, want enkele sectoren in ons land staan voor een belangrijke ommezwaai.” Hij wijst in dat verband op projecten rond het capteren en stockeren van CO2 en de impact van elektrificatie van het wagenpark op de laadinfrastructuur en het elektriciteitsdistributienetwerk.

Inhaalbeweging

In de communicatie over het relanceplan klinkt het dat het een kans is om de structurele achterstand in overheidsinvesteringen in ons land in te halen. “Dat is ook zo”, reageert Jean- Pierre Liebaert. “De overheidsinvesteringen zitten in stijgende lijn. Aan het begin van deze legislatuur zaten ze nog aan ongeveer 2,3% van het BBP.  In 2024 zullen ze wellicht naar meer dan 3% klimmen. Deels is dat dankzij Europese middelen van het NextGen-plan. Daarnaast zijn er ook nog de gewestelijke relanceplannen. En toevallig is 2024 ook een jaar met gemeenteraadsverkiezingen; dat zorgt doorgaans voor meer investeringen. Ik ben wel wat bezorgd over de periode na 2024, want dan komen de relanceplannen stilaan in de eindfase terecht en ook de investeringen op gemeentelijk niveau maken na een verkiezingsjaar klassiek een duik.”

Hij merkt nog op dat de regering De Croo de ambitie heeft geuit om het aandeel overheidsinvesteringen tegen 2030 naar 4% van het BBP te brengen. “Die ambitie is op zich positief, want het zou jammer zijn als de huidige inhaalbeweging met de Europese middelen na 2024 zou stilvallen”, vervolgt Jean Pierre Liebaert. “Aan de andere kant: eigenlijk is die 4% nog ruim onvoldoende. Want we staan voor een dubbele uitdaging: de achterstand in onderhoudsinvesteringen wegwerken en onze infrastructuur moderniseren. Zo moeten we dringend ons wegennet, onze fietspaden en onze waterwegen aanpassen aan de noden van morgen. Een ander voorbeeld: in de strijd tegen de klimaatopwarming moeten we investeren in een volledig nieuwe energie-infrastructuur die bijdraagt aan het halen van de klimaatdoelstellingen. Tegelijk tonen de recente overstromingen en de hittegolven dat we ons moeten wapenen tegen de klimaatverandering. Ook dat vergt grote infrastructuurinvesteringen.”

Ook Edward Roosens is positief over de trendbreuk, maar benadrukt evenzeer dat we er nog niet zijn. “Tussen 1990 en 2015 lag het publiek investeringsniveau in ons land tussen 2 à 3% van het BBP. Dat is gewoon te weinig. Daarmee kan je zelfs de bestaande infrastructuur niet deftig onderhouden. De huidige inspanning is dus echt meer dan welkom en stilaan evolueren onze overheidsinvesteringen naar een aanvaardbaar niveau. In de jaren ’90 lagen onze overheidsinvesteringen nog een flink stuk onder het Europese gemiddelde. Die kloof is nu bijna gedicht.”

Jean-Pierre Liebaert eindigt eveneens met een positieve noot: “Overheidsinvesteringen waren jarenlang bijna een taboe. Dat is gelukkig gekeerd. Er is vandaag een breed besef bij politici dat infrastructuurinvesteringen maatschappelijk en economisch een noodzaak zijn.” 

 

 

 

Terug
Partner Content
Partner Content
CF group Benelux

CF group Benelux heeft een nieuwe verkooppunt geopend aan de Lilsedijk 12, 2340 Beerse. Deze nieuwe showroom biedt een compleet assortiment van topproducten voor zwembadbouwers en de wellnesssector. Hun catalogus bevat pompen, filters, chemicaliën, enz. Lees meer.

Infotheek
Stand van zaken Belgische overheidsfinanciën

Stand van zaken Belgische overheidsfinanciën
 

Belgische markt voor online platformen

Belgische markt voor online platformen: Evaluatie van de mededinging en het regelgevend kader
 

Boordtabel van het concurrentievermogen van de Belgische economie

Boordtabel van het concurrentievermogen van de Belgische economie - 2023 - Executive summary
 

Wetstraat
Wijziging sport/cultuurcheques en koopkrachtpremies

Wet tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de sport/cultuurcheques en de koopkrachtpremies - BS 19 april, p. 44.384

Sociaal akkoord voor federale publieke gezondheidssector

Wet houdende uitvoering van het sociaal akkoord voor de federale publieke gezondheidssector - BS 11 april, p. 41.604
 

Uitsluiting van bepaalde sectoren 'onderneming zonder handels- of industriële finaliteit'

Wet tot wijziging van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen tot invoering van de mogelijkheid om bepaalde sectoren uit te sluiten van het begrip onderneming zonder handels- of industriële finaliteit - BS 10 april, p. 41.266